maandag 28 december 2015

Het Huis van Widoye

Naar aanleiding van de opening van de vernieuwde bloemenwinkel Coin Perdu in de Hemelingenstraat, werd door de uitbaatster gevraagd of er meer bekend was over de geschiedenis van het pand. Vooral omdat het gebouw nogal historische waarde heeft, een mooie kelder en een wel heel bijzondere muur waarop brandsporen te zien zijn.

De geschiedenis van het pand was ons bekend tot het midden van de zeventiende eeuw, maar verder onderzoek leidde ertoe dat hier ooit het Huis van Widoye was gevestigd. Een pand (en familie) dat in de veertiende en vijftiende eeuw vaker opduikt, maar waarvan we de ligging nog niet hadden kunnen bepalen.

 

De Hemelingenstraat was in de veertiende eeuw een straat met enkele zeer indrukwekkende panden. Er was het Biesenhuis dat nog steeds te zien is, richting de Hemelingenpoort enkele grote brouwerijen en stadshoeves en er waren twee grote panden in de buurt van de Markt.

Vanaf de markt bekeken, waren er eerst drie kleinere panden die nog in het straatbeeld te herkennen zijn (café de Pub onder andere, nu de vier huizen Hemelingenstraat nrs. 2-8). Vervolgens waren de huidige panden 10 tot en met 16 het zogenaamde Huis van Repen, genoemd naar de kasteelheren van (Neer)Repen. Dat pand wordt al in de dertiende eeuw vermeld als een heel belangrijk Lombardenhuis, een geldwisselaarskantoor.

En de daaropvolgende drie panden, de huidige nummers 18 tot en met 22 vormden het zogenaamde Huis van Widoye, verwijzend naar de jonkers van Widoye die er in de veertiende eeuw eigenaar van waren.

 

In 1360 is het huis bestaande uit de nrs. 18-22 eigendom van jonker Jan van Widoye (+ 1376). Deze was heer van Sint-Lambrechts-Herk en werd in die kerk begraven (afgebroken in 1790). De familie was verwant met de ridders van Tongeren, de ridders van Riksingen, Betho, etc. Hun relatie met het dorp Widooie is nog niet duidelijk. De afstamming van Jan van Widoye is ook niet duidelijk. Hij zou familie kunnen zijn van Arnold van Widoye die in 1330 wordt vermeld als schepen van Tongeren.

Nadien wordt het pand eigendom van zijn zoon, jonker Herman van Widoye en diens vrouw Ida de Moers. Vervolgens wordt het vermoedelijk eigendom van jonker Jan van Widoye en diens vrouw Catharina van Betho, dochter van ridder Goeswijn van Betho. Hun zoon Goeswijn (+ 1458) erft daarna het pand. Hij was gehuwd met Margaretha van Steenhoudt (+ 1456) uit Brussel en werd heer van Mulken (het betreft hier de “tempelierstoren” met goederen errond want de gemeente maakte deel uit van de stadsvrijheid Tongeren).

Hun zoon, ridder Goeswijn van Widoye erfde het pand. Hij wordt vermeld als eigenaar ervan in 1478. Twee jaren voordien, in 1476, was hij bovendien eigenaar geworden van de helft van de heerlijkheid Mulken en de helft van de Sint-Jansmolen.

Trouwens, de muur die nog zichtbaar is in de bloemenwinkel dateert vermoedelijk ook uit deze periode.

Bijzonder interessant is dat op 6 mei 1487 de stadsmagistraat besliste dat dit huis ter beschikking zou gesteld worden aan de prinsbisschop wanneer hij in Tongeren zou verblijven. Het pand dat die had aan de zuidzijde van de basiliek was op dat moment of afgebroken of zwaar in verval. De rechten die de heer van Genoelselderen had op het huis, mocht deze niet laten gelden. Blijkbaar was die als aangetrouwde aanverwant dus erfgenaam van Goeswijn van Widoye.

Na de familie Widoye raken we het spoor even kwijt tot in 1549 Jaspar Broens, stadssecretaris van Tongeren en van Grootloon, als eigenaar van het huis wordt vermeld.

Na hem zijn we het spoor opnieuw even kwijt. In ieder geval wordt het pand opgesplitst, afgebroken en verbouwd tot de drie panden zoals we ze nu nog kennen. We volgen het verhaal verder van het pand nummer 18 (het naastgelegen pand werd later hoeve en brouwerij De Rozemarijn).

Nummer 18 was in 1658-1670 eigendom van Geurt van der Gouwen. De familie van Jan de Geloes, schepen bij het Oppergerecht van Vliermaal, had toen nog bepaalde (geld)rechten op het pand.

De naastgelegen panden branden tijdens de Grote Brand van Tongeren in augustus 1677 af, waardoor we vermoeden dat ook dit pand vernield raakte. De brandsporen die nog te zien zijn in de muur zouden dus best van deze periode kunnen dateren.

Tot hier is de geschiedenis van het huis trouwens een mooi voorbeeld van Tongerse stadsgeschiedenis. Het was typisch dat er zich vanaf de dertiende eeuw rijke edelen (ridders, jonkers) in de stad vestigden, want daar vond het sociale leven plaats. Hun woontorens en burchten in de dorpen voldeden ook niet meer aan hun eisen. Ze bewoonden in de stad, toen één van de belangrijkste steden in het prinsbisdom en de omgeving, prachtige panden met paardenstallingen, huisbrouwerij, etc. Een ommekeer kwam na de Bourgondische verwoestingen in de vijftiende eeuw toen veel edellieden de stad verlieten. Hun huizen kwamen of in het bezit van rijke burgers of werden bewoond door hun rentmeester. Vanaf de zeventiende eeuw zien we dan weer dat die rentmeesters ook wegtrekken en dat de panden worden verkocht. De oude woontorens en burchten in de dorpen werden ondertussen verbouwd tot lustkastelen waardoor de adel terug zijn plek vond op het platteland. De opkomst van andere stedelijke centra leidde hen daarbij ook weg uit onze stad. “Gewone” burgers werden nu eigenaar, panden raakten in verval, werden afgebroken, opgedeeld, enzovoort… Vandaag de dag resten er, behalve het Munthuis, geen van die ooit zo indrukwekkende panden meer…

 

Maar het verhaal gaat verder. In 1680-1685 is dit huis eigendom van Jan van der Gouwen, zoon van Geurt.

In 1699-1702 wordt rentmeester Lambert Gilissen als eigenaar vermeld en nadien de weduwe van Jan van der Gouwen.

In 1703 zijn de kinderen van Jan van der Gouwen eigenaar. In een akte uit dat jaar wordt ook de relatie tussen Lambert Gilissen en de familie van der Gouwen duidelijk. Hij was blijkbaar de tweede echtgenoot van Catharina Vaes, weduwe van Jan van der Gouwen.

Op 18 augustus 1708 verkopen de mombers (voogden) van Maria Beucken, dochter van wijlen Jan Beucken en Catharina van der Gouwen (nu hertrouwd met Isaias Gerendael) voor 700gls een weide aan Leonard Bussy, heer van Rooi. Als onderpand voor het goede beheer van het geld, geeft Hubert van der Gouwen dit huis in onderpand.

In 1726 is het pand nog steeds eigendom van de erfgenamen van Jan van der Gouwen, maar in 1734-1750 wordt Jan Matrisse als eigenaar vernoemd.

Op 17 oktober 1795 verkopen Isabella Francisca Danckarts, weduwe van Jan Baptist Rimbout, en haar zoon Antoon Rimbout uit Lier het huis aan koopman Arnold van Ormelingen uit Tongeren. Het is dan belast met 4gls 8st aan de koster van Neerrepen.

In 1826 woont hier winkelier Jan Poosen (27j) met zijn vrouw Anna Maria Bellefroid (22j) en hun pasgeboren dochtertje. Zij huren het huis van de familie van Ormelingen.

Het huis was in 1844 eigendom van de weduwe van Arnold van Ormelingen, rentenier uit Tongeren. Hun zoon, dokter Peter Lambert van Ormelingen, had het huis echter via deling verworven in 1836, maar zijn moeder bleef het vruchtgebruik houden. Huurders waren toen handelaarster Maria Ghysens (35j, ° Schalkhoven) met een winkelmeisje en een dienstmeid.

Bewoonster Maria Ghysens overlijdt in 1870 waarna het pand bewoond wordt door het gezin Denis-Bormans. In de eerste helft van de twintigste eeuw is het vervolgens eigendom van de familie Denis-Milissen en tenslotte van de familie Martens-Denis.

 

donderdag 17 december 2015

Nerem in het begin van de negentiende eeuw

Vorige maand maakte Nico Olislagers ons een dossier over dat afkomstig is uit het gemeentearchief van Nerem. Het gemeentearchief van Nerem, zowel voor wat betreft het Ancien Régime (periode voor 1797) en van de latere gemeente (1797-1976) is nochtans heel uitgebreid. Maar blijkbaar duiken er toch nog regelmatig stukken op.

Het dossier bevat merendeel stukken uit het begin van de negentiende eeuw (Franse en Hollandse Tijd) en bevat heel wat bevolkingsgegevens. Het register is interessant genoeg om een aantal delen meer in detail te bespreken.

 

Een interessant document is een lijst van inwoners, opgelijst per gezinshoofd en met vermelding van hun beroep en aantal huisbewoners boven de vier en onder de vier jaren. Doel was het opmaken van een belastingslijst of “rol van admodiatie voor accijns op het gemaal”. De lijst werd opgemaakt in 1828 en vormt een mooie overgang tussen de eerste bevolkingsregisters van 1846 en de oudere lijst van 1798. Zo zien we dat Nerem 94 gezinshoofden telde, dat Willem Jaddoulle molenaar was en Simon Poisket de naastgelegen houtzagerij uitbaatte. Of dat er nog geen pastoor was in Nerem (de kerk hing nog af van Vreren) en dat het grootste gezin dat van landbouwer Jacob Renwart was met veertien gezinsleden…

 

Verderop in het dossier lezen we dat de gemeente Nerem op 10 februari 1814 een levering heeft gedaan aan de “Russische voorposten” (van het Napoleontische leger) : 160 pond vlees, 160 pond brood, 10 pond zout, 26 kannen brandewijn, 1.800 pond hooi, 60 vaten haver en 55 bussels stro en dat alles voor een waarde van 160 gulden. De verklaring werd ondertekend door burgemeester Jean Graindorge van Nerem. De gemeente leverde blijkbaar niet enkel goederen, maar had ook te maken met heel wat inkwartieringen waarbij ze ook voor de kosten moesten opdraaien : inkwartiering van 197 man in juli 1814, leveren van twee koetsen voor een kolonel voor transport richting Luik, beslaan van paarden voor troepen, logement van 100 man Pruisische troepen, enzovoort.

Verder lezen we onder andere ook wie de zeven jongens waren die vrijgesteld werden van militie omdat ze enige zoon waren, een broer in dienst hadden of een handicap hadden.

 

Tussendoor zien we dat de gemeentekas niet altijd even goed gevuld was en dat er werk moest gemaakt worden van het innen van achterstallige renten. De fragmenten van begrotingen, rekeningen, lijsten van gronden en renten, enzovoort geven een goede kijk op de financiën van Nerem in het begin van de negentiende eeuw. Daarop aansluitend zijn er ook tal van verpachtingen in het dossier terug te vinden want de gemeente had nog een uitgebreid grondbezit, voornamelijk bossen en weiden. Zulk een verpachtingslijst werd in 1806 ondertekend door L. Martin, “maire” van Nerem.

De slechte toestand van de financiën had voor een deel te maken met het feit dat de gemeenteontvanger langdurig afwezig was hetgeen tot heel wat discussie leidde in de gemeenteraad. Ook de stukken daarover zijn bewaard gebleven. We zitten dan in het jaar 1824.

In een stuk uit 1825 lezen we dat dit trouwens niet de enige nalatigheid was. De Jeker moest zeer dringend gereinigd worden want dit was al lang niet meer gebeurd en zorgde voor wateroverlast en berokkende schade aan de molen.

 

Een beetje teruggaand in de tijd vinden we een stuk terug waarin de gemeente de oude tiendschuur verwerft (locatie tegenover de huidige kerk) om er een gemeentehuis en school in te richten. Dat gebeurde in het jaar 1808.

De lijst met kiesgerechtigden uit het jaar 1824 is dan weer interessant voor groot-Tongeren. Alleen jammer dat van de 48 kiesgerechtigden er niemand uit Nerem is.

Hierop volgen tientallen brieven uit de jaren 1810 en 1820 die ons meer vertellen over de financiën en het bestuur van de gemeente, de relatie met de kapelaan, de werking van de school, enzovoort. Het overzicht van uitgaven door de gemeente (bijvoorbeeld voor herstellingen aan wegen en bruggen) is ook zeer boeiend.

 

Tenslotte een laatste stuk dat we vermelden is een overzichtstabel betreffende de school van Nerem. Hierin lezen we dat Nerem in 1826 392 inwoners telde en dat er 25 jongens, 27 meisjes en 16 armenkinderen school liepen.

Het dossier eindigt met het zogenaamde “Reglement of het bestuur ten platten lande” uit 1825 dat de bestuurlijke organisatie van de gemeente regelde.

 

Of om te besluiten. Met deze archiefbundel zijn we heel wat informatie rijker geworden om de overgang te documenteren van een gemeente uit de feodale naar de moderne tijd.

Bedankt Nico.

 

dinsdag 15 december 2015

Wie kent onze Tongerse heiligen?

Om meteen een antwoord op de vraag te geven : ik alvast niet. De vraag kwam afgelopen week ter sprake naar aanleiding van informatie die nodig was voor het opstellen van een bezoekersgids voor de basiliek en het schatkamermuseum dat in juni volgend jaar open gaat.
Bij een rondgang in de basiliek kwam het altaar van Sint-Lutgart ter sprake, onze Tongerse heilige en patrones van Vlaanderen. Met de opmerking dat er nog een tweetal Tongerse heiligen zijn ; een zekere Martinus – maar niet de bekende Martinus van Tours – en Sulpitius. Zelf dacht ik ook nog aan Sint-Helerius die me te binnen schoot omdat enkele jaren terug de toeristische dienst van het eiland Jersey informatie over hem zocht. De hoofdstad van het eiland heet namelijk Saint-Helier.
Dus vier heiligen – het Heilig Paterke (van Hasselt…) niet meegerekend want die is zalig – die geboren zouden zijn in Tongeren. Maar is dat wel correct en wat weten we van die heiligen?
Een eerste zoektocht leverde inderdaad onze vier heiligen op : Martinus, Lutgardis, Sulpitius en Helerius. De zaak werd wel bemoeilijkt omdat heel wat heilige Luikse bisschoppen, zoals Hubertus bijvoorbeeld, ook “van Tongeren” worden genoemd. Of onze bekende bisschop, Servatius, ook vaak “van Tongeren” wordt genoemd. Daarbij moet het gegeven “geboren in Tongeren” wel met een korrel zout genomen worden want de gegevens uit onderstaand verhaal komen grotendeels uit “vitae”, heiligenlevens. Het was in het voordeel van een stad of regio om een bepaalde heilige te claimen met het oog op reliekenverering, bedevaarten, etc.
Tijdens onze zoektocht kwamen we tenslotte nog een vijfde heilige tegen uit Tongeren : Evergislus. Hetgeen voor een spontane ah-ja zorgde want deze heeft tot de vijftiende eeuw een kapel gehad in de Muntstraat.
Dus voorlopig staat de teller op vijf Tongerse heiligen. Suggesties en aanvullingen zijn uiteraard steeds welkom.

De Heilige Martinus van Tongeren werd geboren in Tongeren in de eerste helft van de vierde eeuw. Een andere bron zegt dat hij tussen 267 en 276 bisschop was van de kerken van Tongeren, Keulen en Trier. Volgens Heriger van Lobbes (10e eeuw) was hij de zevende bisschop van Tongeren.
Meest bekend is hij geworden tijdens een belegering van Tongeren door “Friezen en Germanen”. Hij ging hulp halen bij de Frankische hertog Porus in Leuven waarna de belegering werd opgeheven.
Op de plek Pas-Saint-Martin (bij Grâce-Hollogne) zouden zijn voetstappen te zien zijn in een rots. Zijn relieken worden bewaard in de Sint-Servaaskerk van Maastricht. Hij wordt vooral vereerd in Waals Haspengouw en moet niet verward worden met Sint-Martinus van Tours die de patroonheilige is van de kerken van Berg en Rutten en waarvan relieken worden bewaard in onze basiliek.
De feestdag van Martinus van Tongeren is 21 juni. Momenteel wordt aangenomen dat Martinus een legendarische figuur is.
De Heilige Sulpitius van Tongeren was in 465-480 bisschop van Maastricht. Een andere bron zegt dat hij in 472 de bisschopstitel kreeg en in 483 als bisschop van Maastricht werd geïnstalleerd. Hij overleed in 500 en werd begraven in Maastricht.
Zijn feestdag is 17 januari. In ieder geval wordt in de bronnen verteld dat hij in Tongeren geboren werd, hoewel over hemzelf bijzonder weinig geweten is. Hij moet niet verward worden met Sulpitius van Bourges die patroonheilige is van de kerk van Diest.
De Heilige Helerius van Tongeren is wel een bekender figuur. Volgens zijn heiligenleven werd hij geboren in Tongeren als zoon van de plaatselijke edelman Sigebert en Lusigardis. en overleed in de zesde eeuw (555 ?) op het eiland Jersey. Naar hem werd ook de hoofdplaats van het eiland geheten. Na een verblijf in het Franse klooster van Nanteuil werd hij naar Jersey gestuurd om de inwoners (piraten) daar te bekeren. Maar zoals zo vaak in die periode liep dat noodlottig af en moest hij het met de dood bekopen. Volgens de legende nam hij na zijn moord zijn hoofd in zijn handen en verjoeg zo de piraten van het eiland.
Zijn relieken werden tot aan de Franse Revolutie bewaard in Beaubec-la-Rosière. Bekend op Jersey is de “Saint-Helier’s Bed”, de plek waar hij zich had teruggetrokken als kluizenaar, hetgeen nog steeds een bekend bedevaartsoord is. Zijn feestdag is op 16 juli.
Gezien enkele belangrijke anachronismen in zijn biografie wordt vooral in Engelstalige literatuur zijn verhaal en soms ook zelfs zijn bestaan in twijfel getrokken.
De Heilige Evergislus van Tongeren werd in de zesde eeuw geboren in Tongeren. Volgens de legende was hij de vijfde bisschop van Keulen en de vijftiende bisschop van Maastricht. Volgens een elfde-eeuwse legende was hij een leerling van de heilige Severinus die hem aanstelde als diaken in Keulen. Verder zou hij in Xanten een kerk hebben gesticht en was hij gezant in naam van koning Childebert II.
Volgens één bron werd hij vermoord door struikrovers en onder onze basiliek begraven (voor 594). Heribert van Lobbes vertelt echter dat hij in de buurt van Termogne werd vermoord en begraven. In ieder geval werden zijn relieken werden op plechtige wijze in 955 naar de Sint-Ceciliakerk in Keulen overgebracht.
In Maastricht bestond er blijkbaar tot de zeventiende eeuw een kapel (en voordien ook een soort van parochie) die aan hem was gewijd. Doodsteek voor de mooie verhalen rond hem, was de opening en het onderzoek van zijn schrijn in 2011. Zijn relieken bleken afkomstig te zijn van niet één maar van twee personen, plus er werden geen sporen van een gewelddadige dood aangetroffen…
Tenslotte, minder bekend is dat onze Evergislus ook een kapel had in Tongeren-centrum. Ze wordt tot de vijftiende eeuw gesitueerd op de hoek van de Bulkerstraat en de Muntstraat maar door recent onderzoek van ons, plaatsen we de kapel eerder op de plek (of in de buurt) van waar het Munthuis zich nu bevindt (dus tegenover de Bulkerstraat). Zijn feestdag is 28 maart.
De Heilige Lutgardis van Tongeren werd volgens haar heiligenleven geboren in Tongeren in 1182 en overleed op 16 juni 1246 in het klooster van Awirs.
Het verhaal verteld dat ze door financiële tegenslag van haar familie geen bruidsschat kon krijgen en bijgevolg in een klooster moest intreden. Op twaalfjarige leeftijd trad ze toe tot het Sint-Catharinaklooster van Sint-Truiden. Hoewel ze hier eerst geen interesse voor had veranderde haar leven na een visioen waarin Jezus verscheen. Om tot een strengere kloosterorde te kunnen behoren, verhuisde ze in 1206 naar de cisterciënzerabdij van Aywières. Later verhuisde ze nog naar Nijvel om nadien terug te gaan naar de abdij van Aywières.
Ze wordt beschouwd als een heel belangrijke religieuze vrouw in de dertiende eeuw. Haar biografie werd opgesteld door de bekende Thomas van Cantimpré.
Later werd ze patrones van Vlaanderen omdat ze geen abdis wilde worden in een Franstalige abdij en OLV verzocht nooit Waals te hoeven spreken. Het merendeel van haar relieken bevinden zich vandaag in de parochiekerk van Ittre (Waals-Brabant). Haar bidstoel bevindt zich in de abdij van Nonnenmielen bij Sint-Truiden. Haar feestdag is op 16 juni.



donderdag 10 december 2015

Julius Caesar in Nederland

Gisteren werd in Nederland groot nieuws bekend gemaakt over de aanwezigheid van de Romeinen daar. Er waren voor de eerste keer sporen gevonden van Julius Caesar.

De aan- of afwezigheid van deze veldheer in onze contreien is al langer voer voor discussie tussen historici en archeologen. In zijn De Bello Gallico vertelt Caesar het verhaal van zijn Gallische veroveringstochten, maar vooral in onze streken zijn er weinig tastbare relicten van zijn verhaal terug te vinden.

Voor wat betreft Frankrijk is het verhaal anders. Daar zijn de restanten van hoogteburchten, dorpen, veldslagen etc. beter te linken aan het relaas van de Romeinse veldheer.

Ook van onze eigen Ambiorix, die twee legioenen in de pan hakte maar nadien zelf het onderspit moest delven, is niet geweten waar die beruchte veldslag plaats vond. Historici zijn het er ondertussen wel over eens dat dit niet in Tongeren geweest is. Het Atuatuca van Ambiorix wordt tegenwoordig gesitueerd in Kaster (bij Kanne). Andere kandidaten voor zijn vesting zijn : Luik, Limbourg, Thuin, Eschweiler, Balmoral bij Spa, Dolembreux en Chaudfontaine.

Dit om maar te duiden hoe hedendaags de discussie is over de aanwezigheid van Caesar en hetgeen hij vertelt in zijn De Bello Gallico.

Tot dus het persmoment kwam van de archeologen van de Vrije Universiteit van Amsterdam waarbij met trots werd verklaard dat de locatie was gevonden waar Caesar in 55 voor Christus twee Germaanse stammen vernietigde. Deze vroeg bekendste veldslag op Nederlandse bodem wordt beschreven in deel IV van De Bello Gallico.

De vondsten die gedaan werden in Kessel (Noord-Brabant) bestaan uit skeletresten, zwaarden, een helm en speerpunten. De verslagen stammen waren de Usipetes en Tencteri van over de Rijn die asiel vroegen, maar vernietigd werden op bevel van Caesar.

Van het Germaanse en Romeinse legerkamp zijn echter geen sporen teruggevonden. Wel werden er in de buurt in het verleden grote hoeveelheden zwaarden, speerpunten, mantelspelden, botten, etc. teruggevonden waarvan het merendeel dateerde uit de eerste eeuw voor Christus. Ook viel op dat de botten afkomstig waren van grote groepen mannen, vrouwen en kinderen hetgeen wijst op een volledige volksstam.

Dat echter niet iedereen het eens is met deze conclusies blijkt uit de vele reacties op internet. Vooral de opmerking dat er wel meer schermutselingen en veldslagen hebben plaatsgehad in de jaren 50 en 40 voor Christus in onze streken is duidelijk. Ook dat de koppeling van veldslagen aan historische locaties zeer moeilijk is.

In ieder geval is met dit onderzoek, of beter gezegd de conclusie van verschillende onderzoeken, de link gelegd tussen Julius Caesar en Nederland. En dat is natuurlijk in het groter verhaal van Tongeren wel belangrijk om weten.

 

Om het volledige verhaal over de vernietiging van de Usipetes en Tencteri te lezen, verwijzen naar de Engelstalige wikipedia-pagina https://en.wikipedia.org/wiki/Usipetes. De discussie omtrent de ligging van Atuatuca wordt onder andere geduid op https://nl.wikipedia.org/wiki/Atuatuca maar recent zijn nog enkele werken verschenen waar dit ook in aan bod komt (bv. van Herman Clerinx).

De persberichten van de Vrije Universiteit van Amsterdam zijn te lezen via http://www.vu.nl/nl/nieuws-agenda/nieuws/2015/okt-dec/vu-archeologen-ontdekken-locatie-historische-veldslag-caesar-in-nederlands-rivierengebied.asp en http://www.nrc.nl/next/2015/12/10/julius-caesar-leverde-slag-bij-kessel-en-lith-1566277

Over de discussie of Caesar in België en Nederland heeft rondgelopen, verwijzen we graag naar http://www.noviomagus.info/caesar.htm   http://www.nieuwsblad.be/cnt/grptjgog http://users.telenet.be/berserk/acta/a0722.htm en http://www.bloggen.be/julius_caesar_in_belgie

 

donderdag 3 december 2015

1000 vrienden

Op 2 augustus 2012 startte het stadsarchief van Tongeren met een eigen Facebookpagina (www.facebook.com/stadsarchief.tongeren).

Sinds die tijd verzamelde de pagina 1000 volgers. 

Vandaag werd de 1000ste volger in de bloemetjes gezet en beloond met ondermeer  twee tickets voor de tentoonstelling ‘Gladiatoren’ in het Gallo-Romeins Museum.

De winnaar, Gilles Schouterden uit Sint-Huibrechts-Hern, is 13 jaar en enorm geïnteresseerd in alles wat met geschiedenis te maken heeft.  Hij is zelfs al in het stadsarchief zijn stamboom komen opmaken.

Proficiat aan Gilles en hopelijk tot binnenkort in de leeszaal.

 

Het is trouwens een jaar geleden dat werd gestart met deze blog. Dus ook een bedankje aan al onze volgers.

In het voorjaar starten bovendien nog twee nieuwe projecten waarbij we ook gaan inzetten op digitale media ; een project rond de “fifties” in Tongeren en een project rond sporterfgoed.