donderdag 11 februari 2016

Maria Jacoba Steenweg, te vondeling in Offelken

Vanmiddag werd in het archief deze bijzondere verklaring gevonden. De echtgenote Watrin, herbergierster in Offelken had op 27 februari 1850 omtrent zeven uur ’s avonds het geschreeuw van een kindje gehoord aan de deur van haar woning langs de Luikersteenweg. Voor haar deur trof ze een pas geboren kindje aan. Ze meldde dit meteen aan politiecommissaris Jacob-Laurens Vermin die het door de schepen van burgerlijke stand liet registreren.

Het kind, het bleek een meisje te zijn, droeg een ondermutsje van een witte effen doek en een nieuw overmutsje in violetkleurige katoen. Het droeg verder een hemdje van linnen doek en was omwikkeld in eenzelfde soort linnen doek, een rode wollen doek en ingedekt door een wit-blauwe, katoenen zakdoek. Alles was in goede staat.

 

Het meisje kreeg de naam Maria Jacoba Steenweg, naar haar vindplaats.

Het kindje overleed op 31 augustus 1851, achttien maanden oud. Twee stadsbeambten deden de aangifte, waardoor we vermoeden dat het kind in een weeshuis verbleef.

 

Men kan veel afleiden of vermoeden over dit drama. Waarom werd er geen herkenningsteken van de moeder gevonden op het kindje, zoals de gewoonte was. Waarom droeg het verzorgde kleertjes, waardoor we zouden kunnen afleiden dat de moeder niet onbemiddeld was. Waarom werd het te vondeling gelegd aan die herberg op Luikersteenweg en niet bij het weeshuis van het gasthuis? Was de moeder een passant en kende ze het weeshuis niet?

Enzovoort…

 

 

Met dank aan Robert Lodewijckx voor de tip.

Geen opmerkingen: